akelei
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: akelei (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ake·lei
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1226 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | akelei | akeleien |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de akelei v / m
- (bloemplanten) benaming voor kruidachtige, winterharde, vaste sierplanten uit het geslacht Aquilegia in de ranonkelfamilie (Ranunculaceae ). Er zijn ongeveer 120 soorten. De soorten hebben drielobbige bladeren en opvallende bloemen in diverse kleuren. De meeste soorten bloeien grofweg van half april tot half juli
Synoniemen
- gewone akelei, wilde akelei, akolei
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
- pluimakelei
Afgeleide begrippen
- akeleiruit
- akelei-uil, akeleigalmug, akeleipluim, akeleizaad
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord akelei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "akelei" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "akelei" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ akelei op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.