alertheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alertheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • alert·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alertheid alertheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dealertheidv

  1. het alert zijn; het oplettend zijn
    • Extra alertheid gevraagd. 
     Het meest voorkomende scenario waarin het voor de hand ligt dat de ene partner een inkomen verdient terwijl de andere dat niet doet, is wanneer het stel een kind of kinderen heeft voor wie moet worden gezorgd; dat gaat immers gepaard met een huiselijk leven dat om voortdurende alertheid vraagt als het gaat om de schoonmaak, boodschappen doen, koken, wassen, vouwen, opruimen, en de kat naar de dierenarts en de kinderen naar de tandarts brengen.[1]
     De commissie stelde 'dat de zes jonge klokkenluiders meer moed, alertheid en speurzin hebben getoond dan zittende hoogleraren'.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alertheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Strayed, Cherl
    “Schitterende kleine dingen” (2021), Thomas Rap , ISBN 9789400408784
  2. Kolfschooten, Frank van
    “Ontspoorde wetenschap” (2012), De Kring, ISBN 9789491567087
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.