alleenstaande

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alleenstaande    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • al·leen·staan·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vrijgezel’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • Afgeleid van alleenstaand met het achtervoegsel -e [2]

Bijvoeglijk naamwoord

alleenstaande

  1. verbogen vorm van de stellende trap van alleenstaand
enkelvoud meervoud
naamwoord alleenstaande alleenstaanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dealleenstaandev/m

  1. (maatschappij) iemand die geen partner heeft
    • Naast hen woonde een alleenstaande van in de zestig. 
     `Van Sinterklaas tot Sintemaarten' is bestemd voor Nederland en Vlaanderen. Wij hopen van harte dat het boek, mede door de grote toewijding waarmee Otto Dicke het heeft geïllustreerd, met vreugde gebruikt zal worden. Niet alleen voor de jeugd, in gezin en school, maar ook door alleenstaanden en zieken. Kortom: allen die zich willen verdiepen in de 'feestelijke' kant van het leven.[3]
     Door met succes propaganda te maken voor de huwelijkse staat zorgde de Romantiek ervoor dat alleenstaanden aan hun goede karakter en geestelijke gezondheid gingen twijfelen - en zich uiteindelijk misschien wel een stuk eenzamer voelden dan een woestijnvader na een halve eeuw in de Nitrische Woestijn.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alleenstaande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.