ambulancezorg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ambulancezorg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • am·bu·lan·ce·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambulancezorg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deambulancezorgv/m

  1. (medisch) hulpverlening aan patiënten door de ambulancedienst
     Ambulancezorg Nederland (AZN) zegt dat er te veel aandacht is voor geweldsincidenten tegen ambulance-medewerkers. Volgens de organisatie is er een beeld ontstaan dat er dagelijks geweld is, terwijl er genoeg ambulance-medewerkers zijn die nooit met geweld te maken krijgen. Dat bevestigt een woordvoerder van AZN na een bericht van NU.nl.[1]
     Het duurt zo lang om een plek in een ziekenhuis te vinden voor coronapatiënten dat de ambulancezorg voor andere noodgevallen ernstig in gevaar komt. Dat zegt directeur van de ambulancedienst in Zuid-Holland Zuid, Hans Janssen, tegen RTV Rijnmond. "Straks kunnen we iemand met een hartinfarct niet meer helpen."[2]

Gangbaarheid

  • Het woord ambulancezorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Ambulancezorg: te veel focus op geweld tegen medewerkers in plaats van vak” (VR 29 OKTOBER 2021), NOS
  2. Weblink bron
    VR 5 NOVEMBER
    “Ambulancedienst onder druk door coronapatiënten • Longartsen positief over nieuwe coronapil” (VR 5 NOVEMBER 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.