angstaanval
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: angstaanval (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑŋstaɱvɑl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- angst·aan·val
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van angst en aanval [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | angstaanval | angstaanvallen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de angstaanval m
- aanval van angst
- ▸ 'Ik snap niet hoe jij hier beneden zo onmenselijk kalm kunt zijn: vijf meter onder het centrum van Indianapolis, tot je enkels in de rattenpoep, maar je krijgt een angstaanval als je denkt dat je vinger ontstoken is.[2]
Gangbaarheid
- Het woord angstaanval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "angstaanval" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.