aorta

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aorta    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈɔrta/
Woordafbreking
  • aor·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘lichaamsslagader’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aorta aorta's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaortav/m

  1. (anatomie) de slagader die van het hart naar het lichaam, behalve de longen, loopt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aorta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /a.ˈoɾ.ta/
Woordafbreking
  • a·or·ta
enkelvoud meervoud
aorta aortas

Zelfstandig naamwoord

aorta v

  1. (anatomie) aorta
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.