appelschil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: appelschil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ap·pel·schil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van appel zn en schil zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appelschil | appelschillen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de appelschil v / m [1]
- de buitenste beschermlaag van een appel
- ▸ Ze staat tegen de deurpost geleund toe te kijken hoe haar moeder zo nu en dan een korstje brood of kleingesneden appelschillen naar buiten gooit.[2]
- ▸ Maar hij liet het op z’n beloop. Zijn grenzeloze groei leidde tot een catastrofe. Hoe hadden we ons zo kunnen vergissen in onze huisgenoot, die zo intelligent, zo creatief, zo efficiënt was? Hij werd een plaag. Ons huis werd leeggeplunderd, de atmosfeer raakte verstikt. De appelschil werd aangevreten en begon te rotten.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'appelschil' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Weblink bron “‘De verstoorde droom’ – Robbert Dijkgraaf Essayprijs 2020” (27 november 2020), NewScientist
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.