arbeidersbevolking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arbeidersbevolking    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·bei·ders·be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidersbevolking arbeidersbevolkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dearbeidersbevolkingv [1]

  1. deel van de bevolking dat uit arbeiders en dagloners bestaat
     De Belgische bouw telt 3.500 vrouwelijke zelfstandigen in hoofdberoep, van wie 77 pct meewerkende echtgenote is. De andere 811 zijn zaakvoerster. Vrouwen maken net geen procent uit van de arbeidersbevolking in de bouwsector.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord arbeidersbevolking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Janique Lebon is 'Knapste Bouwvakster'” (Zaterdag 2 februari 2008 om 00:00), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.