arbeidsbevolking
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arbeidsbevolking (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·beids·be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arbeid zn en bevolking zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidsbevolking | arbeidsbevolkingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de arbeidsbevolking v
- (economie) deel van de bevolking dat (betaalde) arbeid kan verrichten
- ▸ Er werken ongeveer 60.000 vrouwen in de ict en drie keer zoveel mannen. Als het gaat om seksuele intimidatie op de werkvloer staan vervoer (6,7 procent) en de horeca (6,3) op de tweede en de derde plaats. Op verzoek van deze krant is voor het eerst gekeken naar de verschillende antwoorden die mannen en vrouwen geven over seksuele intimidatie binnen een sector. De enquête, een initiatief van TNO en CBS, vindt jaarlijks plaats onder 140.000 werknemers en is representatief is voor de gehele Nederlandse arbeidsbevolking.[1]
Gangbaarheid
- Het woord arbeidsbevolking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Natasja de Groot en Sandra Phlippen“Seksuele intimidatie hoogst in de ict” (n 08-07-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.