arbeidsweek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arbeidsweek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·beids·week
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arbeid zn en week zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidsweek | arbeidsweken |
verkleinwoord | arbeidsweekje | arbeidsweekjes |
Zelfstandig naamwoord
de arbeidsweek v / m [1]
- deel van de week dat men besteedt aan werken meestal uitgedrukt in het aantal uren dat men per week werkt
- ▸ De ondervraagden verwachten zo creatiever, productiever en efficiënter te kunnen werken. Ook denken ze dat een kortere arbeidsweek zorgt voor een betere balans tussen werk en privé, het aantal burn-outs vermindert en bijdraagt aan een lager ziekteverzuim. De helft van de ondervraagden denkt dat het ertoe bijdraagt gezond de pensioenleeftijd te bereiken.[2]
- ▸ Het aantal werknemers dat afgelopen maand om ‘economische redenen’ verplicht werd om halftijds te gaan werken, steeg met 787.000 tot 8,6 miljoen. De gemiddelde duur van een arbeidsweek in de VS bleef stabiel op 33,3 uur, het laagste niveau ooit.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord arbeidsweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Natasja de Groot“CNV: ‘Prima dat vrouwen meer uren gaan werken, maar laat mannen dan minder uren werken’” (09-03-2023), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Werkloosheid in VS op hoogste peil in kwarteeuw” (Vrijdag 6 maart 2009 om 00:00), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.