architectenduo
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: architectenduo (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·chi·tec·ten·duo
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van architect zn en duo zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | architectenduo | architectenduo's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het architectenduo o
- twee architecten die samen een gebouw hebben ontworpen
- ▸ Het architectenduo is erg blij met de prijs: "We hebben beiden passie voor het Twentse landschap en hebben met dit project kunnen laten zien wat er mogelijk is in het buitengebied."[1]
- ▸ Er wordt nog volop geschuurd, getimmerd, geschroefd en gelijmd in wat ooit het gemeentehuis van Borculo was. Het kenmerkende gebouw, een jonge schepping van het architectenduo Alberts en Van Huut, wordt in zijn nieuwe hoedanigheid ‘hart en ziel’ van de gemeente Berkelland.[2]
Gangbaarheid
- Het woord architectenduo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Prijs voor herinrichten erf Elkeman” (Redactie 04-01-2008), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Eerste huwelijk in vernieuwde gemeentehuis op 14 september” (20-07-2012), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.