arme

Niet te verwarren met: Arme

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arme    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑrmə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van arm
enkelvoud meervoud
naamwoord arme armen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dearmev/m

  1. iemand die weinig bezit
    • Er waren erg veel armen in die streek. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

Gangbaarheid

  • Het woord arme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. attributieve vorm van arm

Deens

Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm

Zelfstandig naamwoord

arme, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van arm

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  arme    (hulp, bestand)
  • IPA: /aʁm/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Latijn arma v wapentuig,“bewapende troepen” (oorspronkelijk o/mv), aangetroffen sinds de 11e eeuw. [1]

Zelfstandig naamwoord

arme v

  1. (militair) wapen
Afgeleide begrippen
  • arme à feu
  • arme atomique
  • arme blanche
  • arme de fortune

Werkwoord

vervoeging van
armer

arme

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van armer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van armer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van armer

Verwijzingen

  1. Weblink bron arme in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ɑɾmə /
Woordafbreking
  • ar·me
Naar frequentie 7683

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald stellende trap van arm

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ɑɾmə /
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald stellende trap van arm

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈarmə /
Woordafbreking
  • ar·me

Bijvoeglijk naamwoord

arme

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. meervoud stellende trap van arm

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
armar

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
vervoeging van
armarse

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.