asem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  asem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • asem
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ingeademde lucht’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord asem
verkleinwoord asempje asempjes

Zelfstandig naamwoord

deasemm

  1. adem, levenslucht, ademhaling
    • De benauwde man kon haast geen asem meer krjgen. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
asemen

asem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
    • Ik asem. 
  2. gebiedende wijs van asemen
    • Asem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van asemen
    • Asem je? 

Gangbaarheid

  • Het woord asem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /asɛm/

Zelfstandig naamwoord

asem

  1. instrumentalis enkelvoud van as

Zelfstandig naamwoord

asem

  1. instrumentalis enkelvoud van as
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.