asfalteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  asfalteren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑsfɑlˈterə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • as·fal·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
asfalteren
asfalteerde
geasfalteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

asfalteren

  1. overgankelijk bedekken met een mengsel van bitumen, steentjes en andere stoffen
    • Ze zijn de weg opnieuw aan het asfalteren. 
Verwante begrippen

asfalt

Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord asfalteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.