aspirant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aspirant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • as·pi·rant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanzoeker’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Naamwoord van handeling van aspireren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aspirant aspiranten
verkleinwoord aspirantje aspirantjes

Zelfstandig naamwoord

deaspirantm [3]

  1. iemand die dingt naar een rang of betrekking, kandidaat
    • Er waren genoeg aspirant voor de functie beschikbaar. 
     Als 'aspirant'was het heel goed mogelijk dat Harald als ooggetuige aanwezig had moeten zijn wanneer oudere kameraden debuteerden.[4]
  2. sporter in een jongere leeftijdsklasse
    • In veel sporten kennen we de aspiranten competitie. 
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aspirant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.