augastaðr
Oudnoords
Woordafbreking
- au·ga·staðr
Woordherkomst en -opbouw
| m [sterk-ir] |
enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|---|
| onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
| nominatief | augastaðr | augastaðir | ||
| genitief | augastaðar | augastaða | ||
| datief | augastað | augastaðum | ||
| accusatief | augastað | augastaði | ||
Zelfstandig naamwoord
augastaðr m
- (anatomie) oogholte, oogkas
- het oog met directe omgeving
- punt dat kan worden gezien met het blote oog, de spoor van iets
Schrijfwijzen
- [1-3]: augastaðir
- [1-3]: augnastaðir
- [1-3]: augnastaðr
Synoniemen
- [1]: augatóft
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.