autoschade

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  autoschade    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·to·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autoschade autoschaden
autoschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deautoschadev/m

  1. beschadiging van auto's door bijvoorbeeld ongevallen
     De directeur van Van Markus Autoschade in Zeist schetst een nóg slechter beeld: "Ik denk dat het aantal schades in 10 jaar wel met 20 procent is afgenomen. Er zijn op dit moment veel te veel bedrijven voor het werk dat er is. Ik heb zelf de afgelopen jaren een aantal bedrijven overgenomen en daarmee de concurrentie uitgeschakeld. Het is een vechtmarkt."[1]
     In de hal van 14.000 vierkante meter waren meer dan tien bedrijven gevestigd, onder meer een autoschade-herstelbedrijf. Daar zijn verschillende ontploffingen gehoord. De brandweer vermoedt dat er gasflessen zijn geëxplodeerd.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord autoschade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Louis Dekker
    “Veiligheid nekt autoschadebranche” (Zaterdag 7 juli 2012, 06:00), NOS
  2. Weblink bron “Grote brand in Mierlo” (Zondag 27 maart 2011, 10:41), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.