baal
Niet te verwarren met: Baäl, baäl |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: baal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- baal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1427 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baal | balen |
verkleinwoord | baaltje | baaltjes |
Zelfstandig naamwoord
de baal v / m
- een stapel bijeengebonden plantaardig materiaal zoals hooi of tabak
- De sjouwer droeg met een grote baal katoen op zijn hoofd.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- baalkatoen, balenpers
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
balen |
baal
Gangbaarheid
- Het woord baal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "baal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Jamaicaans Patois
Zelfstandig naamwoord
baal
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.