bader

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bader    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·der
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van bade met het achtervoegsel -er

  • afgeleid van baden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bader baders
verkleinwoord badertje badertjes

Zelfstandig naamwoord

debaderm

  1. iemand, die baadt
    • Wat is het verschil tussen een bader en een zwemmer? Het verschil zit hem in de manier waarop ze in het water recreëren. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[1]

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ba·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord bade met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 11564

Werkwoord

bader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bader     baderen     badere     baderne  
genitief   baders     baderens     baderes     badernes  

Zelfstandig naamwoord

bader, m

  1. bader


Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Werkwoord

bader

  1. (spreektaal) zich druk maken, stressen [1]
  2. (spreektaal) balen, mokken
    «Quand j’vois la gueule de ce con de mon chef, ça m’fait bader
    Als ik die rotkop van mijn baas zie begin ik te balen. [1]

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑːdəɾ /
Woordafbreking
  • ba·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord bade met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 7591

Werkwoord

bader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bader     baderen     badere     baderne  
genitief   baders     baderens     baderes     badernes  

Zelfstandig naamwoord

bader, m [1]

  1. bader
    «Badstua er varm og det blåser ut damp når døra åpnes og Ishavets badere kommer ut til den snødekte stien som fører til vannet. [2]»
    De sauna is heet en het stroomt stoom uit wanneer de deur opengaat en de IJszeebader komen uit op het met sneeuw bedekte pad dat naar het water leidt.
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • innendørsbader
  • isbader
  • morgenbader
  • nakenbader
  • solbader

Verwijzingen

  1. Det Norske Akademis ordbok, trefwoord: bader
    (in het Noors, geraadpleegd 2018-10-08)
  2. Ruijam Kaiku
    Zweeds-Finse krant in Noorwegen van 9 februari 1996, p. 8

    Artikel: Ishavsbadere på innlandet
    (in het Noors, geraadpleegd 2018-10-08)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.