badineren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  badineren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·di·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schertsen’ voor het eerst aangetroffen in 1720 [1]
  • van het Franse badiner met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
badineren
badineerde
gebadineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

badineren

  1. inergatief een spottende opmerking maken
    • Het is niet mijn bedoeling te badineren. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord badineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.