bakskist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bakskist (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑkskɪst / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- baks·kist
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bak zn en kist zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bakskist | bakskisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bakskist v / m
- (scheepvaart) stevige uitgevoerde doos op een schip waarin het eetgerei en het rantsoen van een groep zeelui die gewoonlijk gelijktijdig eten wordt bewaard en die ook wel als eettafel werd gebruikt
- ▸ Kommaliewant is de benaming voor het eetgerei: schaftblikjes, terrienen, lepels, suiker en koffiebak, enz. — het wordt geborgen in de bakskist. Want ook een groep manschappen (10—12 of meer) heet „bak" — aan het hoofd staat de „baksmeester".[2]
- ▸ ⧖ Daar waren eerstens de bakskisten. Gelukkig was dat het eenige meubilair op een paar banken na.[3]
Gangbaarheid
- Het woord bakskist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Everdingen, E. van“Marineschetsen” (1924), Ruijgrok & Co., Haarlem, p. 34 n. 1
- ↑ Weblink bron Franke, Simon“Jan Fuselier” (1934), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 11/12
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.