bananenboom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bananenboom (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ba·na·nen·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van banaan zn en boom zn met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bananenboom | bananenbomen |
verkleinwoord | bananenboompje | bananenboompjes |
Zelfstandig naamwoord
de bananenboom m
- (plantkunde) Musa boom waaraan bananen groeien
- ▸ "Kijk", zegt hij trots. Hij loopt naar een jonge bananenboom en wijst naar de bloesem. "De eerste vruchten komen er al aan. Ik plant voor mezelf, maar ook voor de mensen in de buurt die het moeilijk hebben. Iedereen kan in deze tijden een beetje steun gebruiken."[2]
Gangbaarheid
- Het woord bananenboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Harmen Boerboom“'Bouterse achter de tralies? Dat gaan wij nooit toelaten'” (Dinsdag 4 juli 2017, 16:36), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.