bankaandeel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bankaandeel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bank·aan·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bank zn en aandeel zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | bankaandeel | bankaandelen |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bankaandeel o
- (financieel) waardepapier dat de mede-eigendom in het vermogen van een bank bewijst
- ▸ De Europese aandelenbeurzen zijn de maand augustus met forse koersdalingen begonnen. Net als gisteren kleuren de borden rood. Vooral de bankaandelen doen het slecht. Slechts een handjevol aandelen noteert geen verlies, maar de rest, van banken tot staal en van bier tot technologie, daalt met procenten. Onzekerheid heeft beleggers in zijn greep.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bankaandeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Beleggers in greep van onzekerheid” (Dinsdag 2 augustus 2016, 12:29), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.