bankmedewerker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bankmedewerker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bank·me·de·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankmedewerker bankmedewerkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debankmedewerkerm

  1. iemand die werkt bij een bank
     Hij wijst erop dat het vooral ook mensenwerk blijft. "In principe is het niet zo moeilijk om een bankmedewerker om te kopen. Als die jou in het systeem laat en je ontwikkelt een programma waarbij valse opdrachten ook automatisch gewist worden, zijn de miljoenen snel gepakt."[1]
     De bankmedewerker ontdekte meteen dat het Duitse geld was vervalst en alarmeerde de politie. Die hield de 22-jarige man aan.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord bankmedewerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Geen extra maatregelen Nederlandse banken na digitale bankroof” (Vrijdag 13 mei 2016, 17:48), NOS
  2. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Man probeert 100.000 valse Duitse marken te wisselen in Zwolle” (Maandag 11 april 2016, 16:48), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.