barre

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  barre    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bar·re

Bijvoeglijk naamwoord

barre

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord barre barres
verkleinwoord barretje barretjes

Zelfstandig naamwoord

debarrev/m [3]

  1. horizontaal rondhout aan de muur voor balletoefeningen
  2. legger op een brug, gebruikt voor gymnastiekoefeningen

Gangbaarheid

  • Het woord barre staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  barre    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

barre v

  1. (materiaalkunde)  staaf zn ,  stang zn 
  2.  streep zn 

Werkwoord

vervoeging van
barrer

barre

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van barrer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van barrer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van barrer


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
barrar

barre

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
vervoeging van
barrer

barre

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrer
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.