bateau
Frans
Uitspraak
- Geluid: bateau (hulp, bestand)
- IPA: /baˈto/
Woordherkomst en -opbouw
- Komt van het Oudfranse batel, dat op zijn beurt samengesteld is uit het Oudengelse bāt (Engels: boat) en het achtervoegsel -ellus uit het Latijn.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bateau | le bateau | bateaux | les bateaux |
Zelfstandig naamwoord
bateau m
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Monter un bateau à quelqu'un.
- Iemand beetnemen.
Bijvoeglijk naamwoord
bateau
- (spreektaal) cliché, afgezaagd
- «En draguant, faut éviter les phrases bateau.»
- Als je iemand wil versieren moet je afgezaagde zinnen vermijden. [1]
- «En draguant, faut éviter les phrases bateau.»
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.