beauf

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /bo:f/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

beauf m

  1. (spreektaal) zwager
    «Le beauf veut m'emprunter l'aspirateur mais j'ai refusé: ça fait un an qu' il a ma PlayStation!»
    Mijn zwager wil de stofzuiger lenen, maar ik heb geweigerd: hij heeft nu al een jaar mijn PlayStation! [1]
  2. (spreektaal) lomperd, vulgair, bekrompen en soms racistisch persoon [1]
    «Nogrette, il avait une touche de beauf, de voyoucrate, me raconte Mohand Hadjaz, ancien ouvrier de Renault, cégétiste. Mais il avait aussi un côté prolo, titi parisien, rigolard.»[2]
    „Nogrette, hij had iets weg van een lomperd, van een boef.”, vertelde Mohand Hadjaz me, voormalig Renault-arbeider, vakbondsman. Maar hij deed je ook denken aan een proleet, een vrolijke, Parijse straatschoffie.

Bijvoeglijk naamwoord

beauf

  1. (spreektaal) boers, bekrompen, niet verfijnd
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.