bedreigen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
bedreigenbedreigend
bedreiging
Uitspraak
  • Geluid:  bedreigen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈdrɛiɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·drei·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedreigen
bedreigde
bedreigd
zwak -d volledig

Werkwoord

bedreigen

  1. overgankelijk iemand bang maken
    • Hij bedreigde hem met een mes. 
  2. een gevaar zijn
     Het dier kan een parasiet met zich meedragen die rattenlongworm wordt genoemd en hersenvliesontsteking kan veroorzaken bij mensen en vee. Het dier bedreigt met zijn eetlust ook landbouwgewassen, schrijft de Amerikaanse krant USA Today.[1]
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bedreigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Delen Florida in quarantaine door megaslak met rattenlongworm” (02 jul 2022), NU.nl
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.