bedrijfschef
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bedrijfschef (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·drijfs·chef
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bedrijf zn en chef zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrijfschef | bedrijfschefs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bedrijfschef m
- (bedrijfskunde) iemand die de dagelijkse leiding heeft van een bedrijf
- ▸ Wie de definitie van de Van Dale uit 1999 bekijkt concludeert: nee, déze secretaresse bestaat in elk geval niet meer: "werkneemster die de correspondentie van een bedrijfschef opneemt, uittikt en verzendt, telefoonzaken namens de chef afhandelt en dergelijke." Brieven typen op dubbele vellen met een carbonnetje ertussen, doen wat de baas zegt, gesprekken opnemen in steno en uitwerken op de typemachine: die secretaresse bestaat natuurlijk allang niet meer – en dat is helemaal niets nieuws.[2]
- (bedrijfskunde) hoofd personeelszaken
Synoniemen
- [2] personeelsdirecteur
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bedrijfschef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ellen van de Beek“Secretaresse zoekt naar nieuwe rol” (18 april 2012), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.