behuwdvader

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  behuwdvader    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈhywtfadər/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·huwd·va·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord behuwdvader behuwdvaders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debehuwdvaderm

  1. (familie) mannelijke ouder van een echtgenoot
     De nieuwe relaties met buitenstaanders in dit ontvouwingsproces waren ook niet zo veelvoudig van aard, maar specifieker, bijvoorbeeld een ruilrelatie met iemand die alleen koper was en overigens anoniem en niet ook nog eens speelkameraad, raadgever, behuwdvader en geldschieter.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'behuwdvader' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Abram de Swaan
    “De mens is de mens een zorg. Opstellen 1971-1981.”, 6e druk (1997), Meulenhoff, Amsterdam, ISBN 90 290 5607, p. 34
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.