beloega

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beloega    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈluɣa/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·loe·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • van Russisch белуха (beloecha), van белый (belyj) "wit", in de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beloega beloega's
verkleinwoord beloegaatje beloegaatjes

Zelfstandig naamwoord

debeloegam

  1. (walvisachtigen) bepaald soort tandwalvis, de grondeldolfijn Delphinapterus leucas 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beloega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
49 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.