beloop
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beloop (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beloop | belopen |
verkleinwoord | beloopje | beloopjes |
Zelfstandig naamwoord
het beloop o
- (economie) een bedrag
- Het beloop was 14 euro.
- (waterbeheer) talud, hellend vlak
- Het beloop is het schuine vlak langs een weg, watergang of dijk.
- ▸ ⧖ In plaats van tuinen, slaat men somtijds door de rijslagen, in rechte rijen, staken in het beloop, waartusschen natuursteen wordt gevleid, om het opdrijven eener rijslaag te voorkomen.[2]
- de wijze waarop iets zich min of meer vanzelf ontwikkeld
- In de DSM -IV is niet meer, zoals in eerdere versies van de DSM, vereist dat de ziekte een progressief of een irreversibel beloop heeft.
Hyponiemen
- benedenwaterbeloop, binnenbeloop, bovenwaterbeloop, buitenbeloop, dijkbeloop, golfdempingsbeloop, koersbeloop, langetermijnbeloop, onderwaterbeloop, ziektebeloop
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- iets op zijn beloop laten
geen enkele poging doen de gang van zake te beïnvloeden.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
belopen |
beloop
Gangbaarheid
- Het woord beloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beloop" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron L.G. van Breen“Hollands'Rijshout”, digitale editie gemaakt naar de eerste druk (1920), Oosterbaan & le Cointre, Goes, p. 72
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.