bemoederen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bemoederen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈmudərə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·moe·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bemoederen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bemoederen
bemoederde
bemoederd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk als een zorgzame moeder optreden, moederlijk zijn voor
    • Het is een delicate evenwichtsoefening: willen bemoederen zonder bemoeizuchtig over te komen. ‘Veel hangt af van hun voorgeschiedenis en de huidige gezinssituatie. Was de ouder-kindrelatie al hecht of niet? Heeft het kind intussen een partner en een eigen gezin? Bij alleenstaande of gescheiden kinderen is de betrokkenheid van ouders doorgaans groter.’ [3] 
  2. overgankelijk (figuurlijk) (pejoratief) (te) bazig en zorgend optreden
    • Ze keek van me weg. Ik wist wat ze dacht: waarom heb jij toch altijd de pretentie om alles beter te weten en mij te bemoederen? Maar ze hield haar mond, want voor je het wist was er ruzie. Ze kon niet tegen ruzie. Er waren genoeg ruzies in haar leven geweest.[4] 
     Door de complete stilte die er in de woonkamer hing klonken de woorden onevenredig beschuldigend, bemoederend en vooral luid.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
  • in de watten leggen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bemoederen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.