bend

Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  bend 
he/she/it  bends 
verleden tijd  bent 
voltooid
deelwoord
 bent 
onvoltooid
deelwoord
 bending 
gebiedende wijs  bend 

Werkwoord

bend

  1. onovergankelijk buigen [2], krommen
  2. overgankelijk buigen [1], ombuigen, verbuigen
enkelvoud meervoud
bend bends

Zelfstandig naamwoord

bend

  1. bocht
  2. buiging, curve, kromming
  3. (heraldiek) schuinbalk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.