benepenheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: benepenheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·ne·pen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benepenheid | benepenheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de benepenheid v [1]
- de mate waarin men kleinzielig is
- ▸ Ja, Margarita wist het zeker, het was vooral de benepenheid van de diefstallen die haar zo mateloos ergerde.[2]
- iets dat getuigt van kleinzieligheid
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord benepenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.