berceau

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  berceau    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɛrˈso/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ber·ceau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord berceau berceaus
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deberceaum

  1. pad met aan beide zijden bomen of struiken die aan de bovenzijde met elkaar zijn verbonden, zodat een soort tunnel ontstaat
  2. (bouwkunde) rustplaats in tuin of park, met open wanden en een overkapping bestaand uit een latwerk begroeid met klimplanten
  3. (kunst) (gereedschap) soort beitel met een opstaande halfronde getande rand, waarmee een gepolijste koperen plaat ruw gemaakt wordt bij het vervaardigen van een mezzotint
Synoniemen
  • [3] wiegijzer
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • [1] loofgang
  • [1] loofgalerij
Verwante begrippen
  • mezzotint

Gangbaarheid

  • Het woord berceau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
23 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  berceau    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɛʁ.so\/
Woordafbreking
  • ber·ceau
Woordherkomst en -opbouw
  • van Oudfrans berçuel "wieg", via bers ontwikkeld uit het volkslatijn berciolum, een verkleinvorm van bertium dat waarschijnlijk een adaptatie is van een (niet-geattesteerde) Gallische vorm *berta (vergelijk Iers bertaim "ik schud")

Zelfstandig naamwoord

berceau m

  1. wieg
  2. (figuurlijk) geboorteplaats
  3. (tuinieren) berceau, loofgang
  4. (bouwkunde) wiegvormige boog, gewelf
  5. (kunst) (gereedschap) berceau, soort beitel met een opstaande halfronde getande rand
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.