beroepseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beroepseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·roeps·eer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beroep zn en eer zn met het invoegsel -s-
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | beroepseer | |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de beroepseer v / m
- het trotse gevoel dat men ervaart als men een vak naar behoren uitvoert
- ▸ Het concept werd toen gedeeld met de managers en directeuren van de 400 opleidingen van het roc. Neutelings: "Dat werkte. Opvallend was dat ze zich bijna aangetast voelden in hun beroepseer. Ze hebben de mouwen opgestroopt en wilden aan de slag."[1]
- ▸ "Het laatste waar ik aan dacht was journalistieke integriteit", stelt hij. "Wil je overleven, of wil je beroepseer, ethiek en moraal behouden? Ga vooral je gang, ik heb ervoor gekozen om te overleven."[2]
- ▸ 42 docenten Frans uit het hoger onderwijs luiden de alarmbel. ‘Onze passie en beroepseer dwingen ons in het verweer te gaan.’[3]
Synoniemen
- beroepstrots
Gangbaarheid
- Het woord beroepseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Onderwijsinspectie: onvoldoende vertrouwen in ROC West-Brabant” (24-08-2017), NOS
- ↑ Weblink bron “Shirt met kogelgaten en varkensbloed, Babtsjenko zag geen andere optie” (31-05-2018), NOS
- ↑ Weblink bron “‘Overal ruilen scholen Frans voor meer Engels’” (11/12/2019), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.