bestaansmiddel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bestaansmiddel    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈstansmɪdəl/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·staans·mid·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bestaansmiddel bestaansmiddelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbestaansmiddelo

  1. inkomstenbron of mogelijkheid om te produceren voor eigen levensonderhoud
     Volgens de Wet van Malthus vertoont elke populatie een constante neiging om zich verder te vermeerderen dan de bestaansmiddelen toelaten.[2]
     Anderen stellen dat we een geheel nieuw denkraam nodig hebben. Een samenleving die niet langer draait om betaald werk als bestaansmiddel en – voor velen – als bestaansreden.[3]
     Door dit watertoerisme is de omvang van de recreatie als bestaansmiddel in deze bij uitstek toeristische provincie nog verder toegenomen.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord bestaansmiddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Paul Buckley & Norbert Peeters
    “Holderdebolderpolder” (12 juni 2015) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Ben Tiggelaar
    “Het wordt druk aan de onderkant” (26 juli 2014) op nrc.nl
  4. Weblink bron “Televisie en radio : Kenmerk” (30 juli 1975) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.