beun

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beun    (hulp, bestand)
  • IPA: /bøn/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • beun
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beun beunen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debeunv/m

  1. verhoogde vloer van planken
  2. vloer net onder het dank van een gebouw
  3. (visserij) afgezonderde ruimte waar het water kan in- en uitstromen, gebruikt om gevangen vis levend te bewaren
    Dit kan een ruimte onderin in een vissersboot zijn of een losse drijvende bak.
  4. (scheepvaart) ruim om bagger, zand of stenen in te vervoeren
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
beunen

beun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Ik beun. 
  2. gebiedende wijs van beunen
    • Beun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beunen
    • Beun je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.