bevalling

Nederlands

?

Uitspraak
  • Geluid:  bevalling    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈvɑlɪŋ/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /bə.ˈvɑ.lɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈvɑ.lɪŋ/
    • (Limburg): /bə.ˈvɑ.lɪŋ/
Woordafbreking
  • be·val·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bevallen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord bevalling bevallingen
verkleinwoord bevallinkje bevallinkjes

Zelfstandig naamwoord

debevallingv

  1. het baren van een kind
    • Na de bevalling werd de navelstreng doorgeknipt. 
    • Wij vloggen alles en daar hoort de bevalling van onze jongste dochter ook bij”, vertelt moeder Fara. “Een kindje dat ter wereld komt, is het grootste wonder dat bestaat. Wij laten het echte leven zien, daar hoort dit ook bij. [1] 
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bevalling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.