bezoekdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bezoekdag (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·zoek·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bezoek zn en dag zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezoekdag | bezoekdagen |
verkleinwoord | bezoekdagje | bezoekdagjes |
Zelfstandig naamwoord
de bezoekdag m
- dag dat men iets of iemand kan of mag bezoeken
Gangbaarheid
- Het woord bezoekdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.