bijgebouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijgebouw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bij·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijgebouw bijgebouwen
verkleinwoord bijgebouwtje bijgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

hetbijgebouwo

  1. een gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort
    • Bij de Werverdijk langs de IJssel heeft 3000 jaar geleden vermoedelijk een boerderij gestaan met bijgebouwen.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bijgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.