bisam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bisam    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbisɑm/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bi·sam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bisam -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbisamo

  1. vocht met een sterke geur dat sommige dieren uit een klier onder hun staartwortel uitscheiden
    • In de 16de eeuw waste men zich niet meer, maar men overtroefde de lichaamsgeuren met nóg sterkere parfums zoals muskus, amber en bisam. [3]
  2. (kleding) zachtharig vel van de bisamrat
    • Een jasje van mollenvellen met een kraag van bisam, dat hij voor haar kocht, was het uiterste tot waar zij ging. [4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bisam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
7 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

bisam

  1. (knaagdieren) muskusrat
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.