blauwkiel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blauwkiel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • blauw·kiel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwkiel blauwkielen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deblauwkielm

  1. iemand die een blauwe kiel draagt
  2. (militair) Belgische soldaat

Gangbaarheid

  • Het woord 'blauwkiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.