bloeitijd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bloeitijd    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bloei·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloeitijd bloeitijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debloeitijdm

  1. de periode van het jaar dat er bloemen aan een plant bloeien
    • De bloeitijd van de heide is in juli en augustus. 
  2. de hoogtij van iets
    • De bloeitijd van Nederland was in de 17de eeuw. 

Gangbaarheid

  • Het woord bloeitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.