blokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblɔkə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈblɔkə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈblɔkə(n)/
Woordafbreking
  • blok·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] blok met het achtervoegsel -en “als een blok, en bloc werken” (vergelijk Duits arbeiten wie ein Block), in de betekenis van ‘hard studeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [2] [3]
  • [2] van Engels  block ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blokken
/ˈblɔkə(n)/
blokte
/ˈblɔktə/
geblokt
/ɣəˈblɔkt/
zwak -t volledig

Werkwoord

blokken

  1. inergatief heel hard studeren
    • Voor dit tentamen heeft hij drie weken lang onafgebroken geblokt. 
  2. (sport) overgankelijk (een aanval, offensief, e.d.) tegenhouden, blokkeren
     "Bij de goal van Mexico blokte Blind met zijn verkeerde voet. Je miste daar toen een type De Jong, een echte verdedigende middenvelder die zijn lichaamskracht gebruikt en een tackle kan inzetten. Een type ook die met een tackle de teneur van een wedstrijd kan omdraaien. De Jong gaan we echt missen."[4]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Frans: (België) bloquer
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deblokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blok
     Niets in zijn houding wees erop dat hij op het punt stond zich terug te trekken in zijn eigen wereld, waar onzichtbare muren effectiever waren dan blokken beton.[5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord blokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.