stampen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stampen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɑmpə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stam·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stoten’ voor het eerst aangetroffen in 1225 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stampen
stampte
gestampt
zwak -t volledig

Werkwoord

stampen

  1. inergatief met kracht de voet op de grond doen belanden
    • Hij stampte van woede. 
  2. overgankelijk iets fijn maken door er een zwaar voorwerp op te laten belanden
    • Zal ik die muisjes stampen? 
  3. inergatief (luchtvaart) Met stampen wordt in de luchtvaart een beweging om de dwars-as aangeduid.
  4. inergatief (scheepvaart) van een schip een knikkende beweging maken in de lengterichting van het schip
    • De storm deed het schip stampen en slingeren. 
  5. overgankelijk (onderwijs) door herhaald lezen of uitspraken in het geheugen prenten
     Kinderwetje van Van Houten: 1874. Generaties Nederlandse scholieren zullen zich die combinatie van feit en jaartal herinneren. Immers: dankzij deze wet mochten ze nu feiten en jaartallen stampen, in plaats van werken in een fabriek.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

destampenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stamp

Gangbaarheid

  • Het woord stampen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.