blossom

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  blossom (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblɑ.səm/
Woordafbreking
  • blos·som
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
blossom blossoms

Zelfstandig naamwoord

blossom

  1. (plantkunde) bloesem
  2. (plantkunde) bloei, bloeiperiode, bloeitijd
  3. (figuurlijk) bloei, bloeiperiode, bloeitijd
vervoeging
onbepaalde wijs to  blossom 
he/she/it  blossoms 
verleden tijd  blossomed 
voltooid
deelwoord
 blossomed 
onvoltooid
deelwoord
 blossoming 
gebiedende wijs  blossom 

Werkwoord

blossom

  1. (plantkunde) bloeien, in bloei staan
  2. (figuurlijk) bloeien, een bloeitijd beleven

Gangbaarheid

99 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.