boelhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boelhuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boel·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boelhuis boelhuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetboelhuiso

  1. huis waarvan men de inrichting op een veiling verkoopt
  2. veiling van een inboedel
  3. veilinggebouw, venduhuis
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord boelhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.