boerenschuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boerenschuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boe·ren·schuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenschuur boerenschuren
verkleinwoord boerenschuurtje boerenschuurtjes

Zelfstandig naamwoord

deboerenschuurv/m

  1.  In de Zeeuwse plaats Meliskerke is afgelopen nacht de schuur van de ouders van schrijfster Franca Treur afgebrand. De boerenschuur speelt een belangrijke rol in het boek Dorsvloer vol Confetti, waarin ze haar jeugd in een strenggelovig Zeeuws boerengezin beschrijft.[1]
     Bij een brand in Emmer-Compascuum is een grote boerenschuur in vlammen opgegaan. Naast landbouwvoertuigen stonden in de schuur ook zeven kalveren. Zij overleefden de brand niet. De brandweer kon voorkomen, dat het vuur oversloeg naar een naastgelegen veeschuur met veel koeien. De boer is met brandwonden naar het ziekenhuis gebracht.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord boerenschuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Brand verwoest schuur uit 'Dorsvloer vol Confetti'” (Woensdag 4 maart 2015, 14:34), NOS
  2. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Brand op boerderij Emmer-Compascuum” (Vrijdag 4 januari 2013, 07:19), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.